Analyse: Vragen en antwoorden

Er zijn 79 vragen en ongeveer de helft daarvan zijn nog niet ingevuld. De antwoorden die er al zijn komen van http://www.neelz.net/data/bgmrits/1BGM/V130/
Een paar antwoorden konden niet worden gebruikt omdat wij andere films hebben gezien. Sommige antwoorden waren ook niet volledig.
Als je een antwoord wil toevoegen, zet het dan hieronder en dan zet ik het er bij.
--------------------------------------------------------------

A01 Verklaar kort de verschillende soorten racords bij montage.
We onderscheiden twee soorten raccords, de schotraccord en de sequensraccord.

Bij de shotraccord heeft men een reeks beelden maar nog geen verhaal, dit verhaal komt er
pas wanneer de beelden met elkaar in verband worden gebracht.

Bij de sequensraccord moeten de onderscheiden gebeurtenissen tot een grote eenheid
versmolten worden. Samen construeren de sequensen de spatio-temporele structuur van de
diëgese. Hiervoor bouwt men verwijzingen in die ene sequens die ze aan de vorige en/of
volgende binden.

A02 Geef de verschillende parameters van de belichting bij film- & videorealisatie.
De intensiteit van het licht zorgt voor de al dan niet zware en scherpte schaduwen, door het
spel van licht en schaduw worden contrasten geaccentueerd of weggemoffeld.

De richting van het licht kan van overal komen.

Voor de bron kan men zeggen dat er normaal gewerkt wordt met een minimumopstelling van
drie lampen, namelijk de key, de fill en het backlight.

De kleur heeft dan weer een invloed op de sfeer, de emoties en het begrijpen van het verhaal
door de toeschouwer.

A03 Verklaar bondig de verschillende vormen van narratie (bij AV-projecten).
Bij de ongehinderde narratie blijven geen vraagtekens bestaan over de respectievelijke vragen
die de kijker/luisteraar zich stelt over de invulling van de story. Er is dus sprake van
ongehinderde narratie indien de kijker/luisteraar moeiteloos kan afleiden en de inductieve fase
leidt tot verificatie van een deel van een story of van een volledige story.

Bij de verstoorde narratie wordt de constructie van een story verstoord door de narratieve
elementen van de film en de redeneermogelijkheden van de kijker/luisteraar. Bij de verstoorde
narratie staat het proces van construeren voorop.

Bij de geblokkeerde narratie zal de kijker/luisteraar met verassingen worden geconfronteerd
die hij niet kan verbinden met zijn ervaring.

A04 Wat is een alternatief voor de continuïteitsmontage en verklaar?
Het grafisch en ritmische monteren. Dit wordt vooral in de non-narratieve film gebruikt, waar
grafische of ritmische relaties primeren op narratieve. De continuïteitsstijl zoekt ook grafische
continuïteit maar deze is dan in regel wel ondergeschikt aan de temporale en ruimtelijke
continuïteit. Hetzelfde geldt voor de ritmische montage. Soms krijgen grafische en ritmische
montages in narratieve films tijdelijk de bovenhand, zoals in een music
al.

A05 Wat is bij film het onderling verband tussen opnamesnelheid (camera) en
weergavesnelheid (projectie)?
Om geen versnelling of vertraging te krijgen bij de reproductie moet de projectiesnelheid
gelijk zijn aan de opnamesnelheid.

A06 Wat betekenen de termen externe en interne compositie?
De compositie binnen een shot is de interne compositie.

De externe compositie is de relatie tussen de composities van een beeld en het daarop
volgende beeld.

A07 Welke zijn de autonome parameters die je kan onderscheiden bij de camera?
Geef een bondige verklaring.
Het diafragma is een verstelbare lensopening die bepaalt hoeveel licht er op de filmstrook
invalt. Hoe kleiner het diafragmagetal, hoe groter de lensopening en hoe meer licht er op de
filmstrook kan invallen.

De brandpuntsafstand is de afstand tussen het centrum van het objectief en het beeldvlak.

De opnamesnelheid is bij de geluidsfilm gestandaardiseerd op 24 beelden per seconde. Om
geen versnellingen of vertragingen te krijgen bij de reproductie moet de projectiesnelheid
gelijk zijn aan de opnamesnelheid.

A08 Wat is het verschil tussen plot en story?
De story is de kijker/luisteraar zijn eigen verhaal, het betekeniseffect dat de kijker/luisteraar
construeert tijdens het zien van de film. De plot is dan weer de vertelling van de maker, het gebeuren dat de film aan de kijker/luisteraar presenteert.

A09 Wat wordt er met discontinue montage bedoeld?
Bij de discontinue montage is de actie geen lijn maar een punt, waaromheen de camera vrij
zijn plaats kan kiezen. Door de discontinuïteit wordt de kijker/luisteraar uitgenodigd om de
interpretaties zelf uit te werken.

A10 Wat zijn de aspecten binnen de mise en scène? Bespreek grondig één aspect.
De setting waaronder onder andere de locatie en het decor bedoeld wordt. De film – of
videomaker kan een bestaande locatie gebruiken, of kan een setting creëren. Hierin hoeven
zelfs geen mensen voor te komen, de natuur kan alleen een film dragen. De setting kan de
personages isoleren, of kan ze opnemen in een drukke massa. De setting kan gestileerd of
vervormd zijn maar ook zo realiteitsgetrouw mogelijk. Er kunnen verschillende werkwijzen
door elkaar gecombineerd worden. Als een deel van de setting een actieve rol speelt in het
gebeuren dan noemen we het een prop.


A11 Wat verstaat men onder asymmetrische compositie?
Bij de asymmetrische compositie worden ongelijke elementen op een bepaalde en zinvolle
wijze in beeld gebracht. Het meest gebruikt proportieschema in de compositieleer is de gulden
snede.

A12 Wat zijn (binnen het scenarioschrijven) interne en externe gebeurtenissen?
In een verhaal moet je iemand krijgen tot een doelgerichte handeling of actie, dit gebeurt door
op één of andere manier de evenwicht te verstoren. Dit kan zowel intern als extern.

Bij een interne gebeurtenis wordt het verlanger naar een beter evenwicht zo acuut en immens
mogelijk.

Bij een externe gebeurtenis wordt de harmonie in gevaar gebracht en hierdoor ontstaat de
angst om z’n harmonieus en evenwichtig bestaan te verliezen.

A13 Hoe kan men bij middel van montage en geluid de spanning opdrijven?
Bij de montage kan men gebruik maken van de duur van de shots, elke shot heeft een zekere
duur op het scherm. Wanneer men een versnelling gaat toepassen bij een onafwendbaar
naderende gebeurtenis kan men hierdoor de spanning opdrijven. Ook beelden herhalen kan de
spanning verhogen.

De essentie is dat geluid en beeld min of meer autonoom zijn ten opzichte van elkaar, tussen
beeld en geluid kan een spanningsveld ontstaan.

A14 Wat betekenen de termen scène en sequens?
De scène is één doelgerichte handeling die zich op één plaats en zonder tijdsonderbreking
afspeelt, het is een eenheid van plaats en tijd.

Een sequens is één doelgerichte actie die zich op meerdere plaatsen en/of tijdstippen afspeelt.

A15 Wat verstaat men onder het begrip ‘beeldassen’?
In een kader kunnen de visuele elementen in scène gezet worden via onzichtbare lijnen. De
horizontale en verticale lijnen verschaffen het beeld een zekere stabiliteit, de diagonale en
andere schuine lijnen maken het beeld dynamisch.

A16 Wat betekent de term geblokkeerde narratie?
Bij de geblokkeerde narratie wordt de kijker/luisteraar met verassingen geconfronteerd die hij
niet kan binden met zijn eigen ervaringen. Hierdoor is er geen gemeenschappelijke basis
waardoor de kijker/luisteraar kan interageren tot een al dan niet geslaagde invullen van de
story. De kijksituaties waarin de geblokkeerde narratie speelt, lijken de opbouwende ervaring
waarmee de kijker/luisteraar leeft te ontkennen.

A17 Leg bondig de 3 dimensies van een kleur uit.
De kleurtoon is de omschrijving van een kleursoort. Onder het veranderen van de kleurtoon
verstaan we het veranderen van een kleur in de richting van een ernaast liggende kleur in de
kleurcirkel.

Onder de helderheid van een kleur verstaan we hoe licht of hoe donker een kleur is. De
laagste helderheid die men kan bereiken is het zwart, wit is dan weer de hoogste helderheid.

Een zuivere kleur is een optimaal verzadigde kleur. De verzadiging wordt aangeduid in
verzadigingsgraden. Een kleur kan van verzadigingsgraad wijzigen met behoud van dezelfde
helderheid en kleurtoon. Een kleur kan dezelfde verzadiging behouden terwijl de helderheid
wijzigt. Met behoud van de verzadiging kan de kleurtoon veranderen, tegelijkertijd moet dan
wel de helderheid een fractie veranderen.


A18 Welke stadia kan men onderscheiden bij het waarnemen?
Het fysisch moment is de aanleiding tot de waarnemen.

Het fysiologisch moment is de beïnvloeding van het zintuig door de prikkel.

Het psychisch moment duidt op het beleven van iets, van een beeld of een klank. Dit is
afhankelijk van de prikkel en de fysiologie.

A19 Hoe krijg je iemand binnen een scenario tot een doelgerichte actie?
In een verhaal moet je iemand krijgen tot een doelgerichte handeling of actie, dit gebeurt door
op één of andere manier de evenwicht te verstoren. Dit kan zowel intern als extern.

Bij een interne gebeurtenis wordt het verlanger naar een beter evenwicht zo acuut en immens
mogelijk.

Bij een externe gebeurtenis wordt de harmonie in gevaar gebracht angst om z’n harmonieus en evenwichtig bestaan te verliezen.

A20 In het denken kan men verschillende wegen of methoden volgen. Verklaar ze bondig.
Bij de inductieve methode redeneert men vanuit één bijzonder geval naar een algemeen
principe.

Bij de deductieve methode vertrekt men van algemene waarheden en leidt daaruit bijzondere
gevallen af. Een bijzonder geval hiervan is de sluitrede of syllogisme, hierbij schakelt men
twee oordelen aan elkaar en leidt men er een derde van uit.

Bij de analogische methode baseert men zich op gelijksoortigheid van het feitenmateriaal,
door het ene te verklaren wordt ook het andere duidelijk.

De adversatieve methode is gebaseerd op het bij elkaar brengen van tegengesteld
feitenmateriaal. Door het verduidelijken van het tegenovergestelde wordt verduidelijkt wat
men in feite behoord toe te lichten.

Bij de intuïtie kan men soms plots tot een nieuw inzicht komen zonder dat er een bepaalde
denkweg is doorloper. Het is een kenproces waarbij met zekerheid een nieuwe waarheid is
ontdekt zonder dat men een afgebakende denkweg is gevolgd. Hier wordt niet bewezen maar
beweerd omdat het als juist wordt aangevoeld.

A21 Bij de analyse van de montage wordt er gelet op volgende punten…. Geef deze en verklaar.
De shot of wat er in één take met de camera vastgelegd wordt

De scène of dat deel van het verhaal welk een gebeurtenis vertelt in een continuïteit van tijd
en plaats. Scènes onderscheidt men van elkaar als eenheden van plaats, tijd en actie.

De sequens of een reeks van scènes die samen een eenheid van betekenis vormen. Een
gedeelte van de film die zichzelf betekenis geeft is een sequens.

De diëgese of alles wat begripsmatig tot de tijd en de ruimte van het verhaal behoort.

De raccord, waarin we de shot en de sequensraccord onderscheiden.

A22 Verklaar bij de cameravoering het 180° systeem.
n het continuïteitssysteem wordt de ruimte van een scène geconstrueerd langs een centrale as,
de camera blijft steeds aan dezelfde zijde van die centrale as. Het 180° systeem herhaalt de
gemeenschappelijke ruimte van shot tot shot en verzekert de richting van beweging op het
scherm. Om de 180° regel te overschrijden zijn er twee mogelijkheden. Een camera- of
persoonsbeweging binnen de shot of een tussenschot op de as dat ook wel overgangsshot
genoemd wordt.

A23 Geef van de 7 kleurcontrasten de (volgens jou) 4 belangrijkste van toepassing bij de mise en scène van een narratieve film.
Het licht – donkercontrast is voor het leven en de gehele natuur van fundamentele betekenis.
Voor de kunstenaar zijn de kleuren wit en zwart het sterkste expressiemiddel voor licht en
donker. Ze zijn in hun werking in ieder opzicht tegengesteld. Tussen deze twee liggen alle
grijswaarden en kleuren. Van groot belang is dat men de kleuren van gelijke helderheid
nauwkeurig moet kunnen onderscheiden want gelijke helderheid maakt kleuren verwant, ze
worden door gelijke toonwaarden aan elkaar gebonden.

Het koud-warmtecontrast, men kan uit het optisch ervaringsgebied van de kleuren een
temperatuurgevoel afleiden. Warme kleuren activeren de temperatuur, terwijl koude kleuren
de temperatuur temperen. Oranjerood is de warmste en blauwgroen de koudste kleur.

Het kwantiteitscontrast heeft betrekking op de grootteverhouding van twee of meerdere
kleurvlakken. Twee factoren bepalen de werkingskracht van een kleur. Ten eerste is er zijn
stralingskracht en ten tweede de grootte van het kleurvlak.

Het complementair contrast, twee kleuren die gemengd een neutraal grijs geven duidt men
aan als complementaire kleur. Twee complementaire kleuren verhevigen elkaar tot hoogste
stralingskracht wanneer ze naast elkaar staan. Fysiologisch is bewezen dat ons beeld bij een
gegeven kleur zijn complementair supplement vraagt, als dit niet aanwezig is zal het oog dit
zelfstandig produceren.

A24 Wat betekent de term ongehinderde narratie?
Bij de ongehinderde narratie blijven geen vraagtekens bestaan over de respectievelijke vragen
die de kijker/luisteraar zich stelt over de invulling van de story. Er is dus sprake van
ongehinderde narratie indien de kijker/luisteraar moeiteloos kan afleiden en de inductieve fase
leidt tot verificatie van een deel van een story of van een volledige story.

A25 Wat verstaat men onder symmetrische compositie?
Bij de symmetrische compositie ligt de visuele dominantie op de verticale middenas, aan
weerzijden spiegel zich gelijkwaardige elementen. Wanneer er naast de verticale ook een
horizontale middenas aanwezig is dan spreken we van een centrale compositie, de ordening
van de elementen kan vanuit het centruim komen of van buiten naar binnen.

A26a Geef aan de hand van “De Poolse Bruid” een verklaring ivm de mogelijke hindernissen die de
protagonist(en) kan ondervinden bij het bereiken van zijn doel. Wat is trouwens het doel van de
protagonist in deze film?
A26b Geef aan de hand van “Mulholand drive” een verklaring ivm de mogelijke hindernissen die de
protagonist(en) kan ondervinden bij het bereiken van zijn doel. Wat is trouwens het doel van de
protagonist in deze film?
A26a Geef aan de hand van “Lost Highway” een verklaring ivm de mogelijke hindernissen die de
protagonist(en) kan ondervinden bij het bereiken van zijn doel. Wat is trouwens het doel van de
protagonist in deze film?

A27 Bespreek bondig de factor tijd bij het bepalen van de mise en scène.
De kijkactiviteit heeft een duur, de mise en scène stuurt ook de volgorde van ons kijken
binnen een shot. We kunnen niet naar alles tegelijk kijken. Een complexe compositie verplicht
ons na elkaar meerdere plaatsen af te tasten, een nadrukkelijk eenvoudige compositie houdt
onze blik vast. Zeer korte shots laten ons enkel toe in het beeld de meest in het oog springende
elementen in ons op te nemen. Het verstrijken van de tijd kan weergegeven worden door
bijvoorbeeld het omslaan van kalenderblaadjes, of indirect door dag- en nachtverlichting, het
verschil in kleding of het ouder worden van de personages.

A28 Bespreek bondig de factor ruimte bij het bepalen van de mise en scène.
Het scherm is een plat vlak waarin onze aandacht wordt getrokken door beweging, helderheid,
kleur en grootte. Op het scherm wordt een driedimensionale ruimte gesuggereerd, waardoor
ook volume en diepte van belang zijn. Volume wordt gesuggereerd door vormen, beweging
en schaduw of licht. Diepte wordt gesuggereerd door beweging, perspectief en grootte. In de
driedimensionale ruimte trekt de voorgrond de aandacht, veeleer dan de achtergrond.

A29 Wat betekent de “filmpremisse” en wat is deze in “De Poolse Bruid”, “Mulholand drive” en “Lost
Highway”?
De filmpremisse is de coherente kijk op de dingen die men samenbalt tot één zin, dat wat men
wil vertellen met het verhaal.

(onvolledig)

A30 Wat is de functie van plotpunt 1 binnen het scenario?
Plotpunt 1 brengt ons bij de dramatische hoofdvraag van het plot en kondigt het begin van act
2 aan waarin de confrontatie plaats heeft.

A31 Wat bedoelt men met ritmische montage?
Dit heeft te maken met de duur van de shots, zo kan een versnelling gesuggereerd worden,
elke opname blijft dan als maar korter in beeld of de filmmaker kiest voor een reeks zeer trage
beeldwisselingen na een trage opbouw.


A32 Wat zijn afilmische elementen gebruikt bij de mise en scène?
Het afilmische is dat deel van de geregistreerde werkelijkheid dat bestaat zonder tussenkomst
van de camera en dat na de opname zijn zelfstandig bestaan voortzet.

A33 Wat is een high key en wat is een low key opname?
Bij een high key opname is de shot over het hele oppervlakte egaal belicht en geeft het slechts
kleine gedeelte met schaduw. Hier is de shot exterieur en overdag, de schaduw is een sterke
schaduw.

Bij een low key opname lijkt het beeld overal heel donker, met enkele sterk belichte delen.
Deze shots zijn vooral interieur en nacht.

A34 Welke zijn de redenen om een verandering in camerahoogte te motiveren?
De redenen kunnen zijn om zich aan te passen aan het onderwerp, om op een of andere
manier iets te laten zien, om het belang van het onderwerp aan te tonen en om je te laten
kijken op een zekere manier.

A35 Wat is de betekenis van het plotpunt 2?
e ontknoping of resolutie wordt aangekondigd met plotpunt 2. Plotpunt 2 is de op de spits
gedreven confrontatie, het begin van de hoofdcrisis.

A36 Wat bewees Kuleshov met zijn experiment?
Kuleshov bewees dat binnen een film een scène de vorming van het betekeniseffect kan
manipuleren, door een beroep te doen op het vermogen van de kijker/luisteraar om niet-
bewust afleidingen te vormen tussen opnamen.

A37 Geef en verklaar bondig de parameters van de belichting.
De soorten belichtingsstijlen, bij een high key opname is het shot over het hele oppervlak
egaal belicht en heeft slecht kleine gedeelten met schaduw. Bij de low key opname is het
beeld overal even donker, met enkele sterk belichte delen. Bij de gelijke tonaliteit heeft het
shot noch hoge noch diepe schaduwen.

Men heeft een hoogcontrast beeld waarbij er een groot verschil in het belichtingsniveau en er
dus sterke belichting is met sterke schaduwpartijen. Men kan ook een laagcontrast beeld
verkrijgen waarbij de schaduwpartijen in dezelfde buurt van de belichte delen van het beeld
komen.

Het licht kan hard zijn, dit geeft scherp afgelijnde schaduwen. Licht kan ook zacht zijn, dit
geeft zachte schaduwovergangen of schaduwloze beelden.

A38 Wat wordt er met diëgetisch en extradiëgetisch geluid bedoeld?
Diëgetisch geluid is het geluid dat behoort tot de verhaalwereld van de film.

Extradiëgetisch geluid is al het geluid dat niet behoort tot de verhaalwereld van de film

A39 Door welke compositieschema’s kan het camerakader worden bepaald?
De symmetrische compositie, de visuele dominantie ligt op de verticale middenas. Aan
weerszijden spiegelen zich gelijkwaardige elementen. Is er naast de verticale ook een
horizontale middenas aanwezig, dan is er sprake van een centrale compositie. De ordening
van de elementen kan vanuit het centrum komen of van buiten naar binnen.

Bij asymmetrische compositie worden ongelijke elementen op een bepaalde zinvolle wijze in
beeld gebracht. Het meest gebruikte proportieschema is de gulden snede.

Bij de diagonale compositie wordt het vlak in twee gedeeld door een diagonaal die een
opwaartse of een neerwaartse beweging suggereert. Een compositie die opgebouwd is uit
diagonalen krijgt iets dynamische. Waar twee schuine lijnen met een derde beeldas als basis
gecombineerd worden, spreken we van een driehoekscompositie.

De bewegingscompositie, de volgorde waarin wij een visueel gegeven met onze ogen punt
voor punt aftasten, kan gestuurd worden door allerlei krommingen maar ook door het
afgebeeld.

A40 Wat betekent grafische en ritmische montage? Verklaar aan de hand van een in de les geziene film.
Het grafische en ritmische monteren wordt vooral in de non-narratieve film gebruikt, waar
grafische of ritmische relaties primeren op het narratieve. De continuïteitsstijl zoekt ook
grafische continuïteit, maar deze is dan in regel wel ondergeschikt aan de temporele en
ruimtelijke continuïteit. Hetzelfde geldt voor de ritmische montages.

(onvolledig)

A41 Beschrijf de driedimensionale achtergrond van het karakter van de protagonist(en) in volgende films:
“De Poolse Bruid”, “Mulholand drive” en “Lost Highway”

A42 Welke invloed hebben diafragma, brandpuntsafstand en opnamesnelheid op het filmbeeld?
Het diafragma bepaalt, in verhouding met de brandpuntsafstand en de sluitertijd of beter
gezegd de opnamesnelheid de belichting van het filmbeeld.

A43 Binnen een opname leidt de kijker/luisteraar een ruimte af. Welke gegevens gebruikt hij daarvoor? Verklaar.
Afhankelijk van de camerapositie wordt de gepresenteerde ruimte zichtbaar gemaakt. De
kijker/luisteraar krijgt een aantal oriëntatiepunten aangeboden waarvan hij de ruimte kan
afleiden.

Door de mise en scène van de plot. Het platte vlak van het filmdoek geeft lijnen en contouren
met behulp waarvan de kijker/luisteraar de ruimte en de plaats van de personages en
handelingen daarbinnen kan afleiden.

In de beweging binnen het beeld komend de mise en scène van de plot en de vormgeving van
de camera samen. Personages en objecten bewegen zich ten opzichte van elkaar en de camera.

A44 Hoe kunnen de chronologische orde van shots gemanipuleerd worden?
Door middel van montage kan de chronologische volgorde gewijzigd worden, we spreken dan
van flashbacks en flashforwards.

A45 Door welke factoren wordt de cameravoering bepaald?
Als de camera de beweging van een personage volgt, de camera een landschap toont of een
geografische scène. Een bewegend voorwerp kan voor de camerabeweging zorgen, waardoor
de camerabeweging lijkt te ontstaan uit acties in het beeld. Wanneer de camera dichter bij
komt en het de relatie met iets of iemand intenser maakt of juist verder weg gat zodat we meer
objectief gaan kijken. Als de camera significante informatie geeft door te bewegen of de
beweging een reactie is. Tenslotte kan de beweging een verhaalvertellend element zijn dat
gemotiveerd wordt door een verwacht gezichtspunt veeleer dan door inhoud.

A46 Wat betekent “uitgestelde expositie”?
Uitgestelde expositie is het opzettelijk achterhouden van informatie, niet om het publiek te
verwarren maar om het te intrigeren.

A47 Op welke manier krijgt men binnen het scenario eenheid en tegenstelling?
Men verkrijgt eenheid door mensen gevoelsmatig aan elkaar te binden, door mensen rationeel
aan elkaar te binden, door mensen plaatselijk aan elkaar te binden, door mensen concreet aan
elkaar te binden.

(onvolledig)

A48 Wat is de invloed van plotpunt 2 op de protagonist?
Hij is genoodzaakt om naar het ultieme middel te grijpen, hij zal zich innerlijk niet meer
kunnen verzetten en hij kan de confrontatie niet meer uit de weg gaan. De protagonist wordt
gedwongen de tegenstelling te trotseren, de eenheid te bewaren, zijn innerlijk verzet op te
geven of een innerlijke ommekeer te ondergaan. Dit is het laatste moment waarop het
hoofdpersonage zich in zijn oorspronkelijke staat zal laten zien en nadien niets meer hetzelfde
zal zijn.

A49 Welke mogelijke relaties zijn er tussen geluidsband en filmbeeld te onderkennen?
A50 Hoe kan men ruimtelijke continuïteit bereiken in een film?
A51 Geef 5 dramatische situaties en illustreer aan de hand van een (film)voorbeeld.
A52 Wat is het verschil tussen een shotraccord en een sequensraccord?
A53 Wat betekent ruimtelijke continuïteit?
A54 Op welke wijze kan men in een narratieve film handelingen duidelijk maken zonder dat deze op het scherm te zien zijn?
A55 Wat onderscheidt “subjectieve camera” en “point of view” van elkaar?
A56 Tekens hebben 4 eigenschappen. Verklaar.
A57 Wat bedoelt men met ‘context’ binnen de analyse?
A80 Wat is het onderscheid dat men kan maken tussen denotatieve en connotatieve betekenis?
A58 Verklaar volgende stelling: “De maker is enkel aanwezig in de al dan niet bewuste keuze waarvan het AV-project het resultaat is…”
A59 Verklaar volgende stelling: “Een AV-product krijgt slechts zijn betekenis in de ogen van de toeschouwer…”
A60 Verklaar volgende stelling: “De betekenis is altijd een voorlopig resultaat…”
A61 Wat verstaat men onder iconische relatie? Verklaar met voorbeelden uit in de les geziene films.
A62 Wat verstaat men onder indexicale relatie? Verklaar met voorbeelden uit in de les geziene films.
A63 Op welke manier wordt bij gemanipuleerde beelden met de indexicaliteit omgegaan? Verklaar.
A64 Wat verstaat men onder symbolische relatie van het teken?
A65 Wat verstaat men onder syncretische waarneming? Plaats deze binnen het waarnemingsproces.
A66 Welke factoren beïnvloeden de verwerking van de waarnemingsinhoud?
A67 Wat is het onderscheid tussen inductieve en deductieve denkmethode?
A68 Wat is het onderscheid dat tussen analogische en adversatieve denkmethode?
A69 Wat is het onderscheid binnen het AV-project tussen fabel en sujet?
A70 Op welke manier leidt de kijker/luisteraar de storyruimte af?
A71 Welke soorten van verbanden legt de kijker/luisteraar bij het construeren van de story?
A72 Wat verstaat men onder ongehinderde narratie?
A73 Hoe komt de story-constructie tot stand bij de ongehinderde narratie? Verklaar.
A74 Wat verstaat men onder verstoorde narratie?
A75 Wat verstaat men onder profilmische en afilmische filmwerkelijkheid?
A76 Wat verstaat men onder ellips en expansie als men over montage spreekt?
A77 Wat brengt de parallelmontage toe in de montage?
A78 Op welke manier kan de buitenbeeldse ruimte worden gecreëerd?
A79 Op welke manier kan men de relatie tussen geluid en beeld beschrijven?

alvast bedankt voor deze antwoorden!

aangezien dat openboek examen is ... mag je dan da spel ierboven afdrukken en meenemen voor tijdens 't examen?

wel, van mij mag da:p
neje, da vroeg ik mij eigelijk ook af... mja, openboek is openboek he... dan moogt gij notities tussen uwe cursus hebben steken he...

wow. is idd nogal vaag. zou niet inzien waarom het niet mag, anderzijds, it doesn't sound right.

Mijn ervaring met open boek examens is dat je mag meenemen wat je wil behalve computers en communicatie middelen, dus zie niet in waarom je dat niet zou mogen meenemen. Een andere ervaring met open boek examens is ook dat het zelfden een goed idee is om iets letterlijk over te schrijven. Volgens mij zal hij dus vooral de vragen stellen die een toepassing zijn op de films die we gezien hebben, en schrijf je bij de andere best ook nog een eigen uitleg of voorbeelden of illustraties. Indien ik ongelijk heb gaat het in elk geval wel een heel makkelijk examen worden

volgens mij gaat die gast gewoon wa vrage stellen uit die 79. want waarom zou die gast eerst 79 vrage opstelle om er daarna nog eens een 10-tal andere te verzinnen. er zijn toffere dingen dan examenvragen opstellen ..... een duveltje drinken bv

Jep, da denk ik ook ... hij wil gewoon da we die vragen oplossen en op het examen tonen dat we ze opgelost hebben door te antwoorden via open boek.... that's it. Goed voor ons dattie redelijk leeg is en dezelfde vragen als andere jaren stelt :p

In die 79 staan er toch toepassingen op de films?

bart schreef:In die 79 staan er toch toepassingen op de films?

ja das logisch, ij wilt de mense die ni naar zijn les kwamen het moeilijker maken e. alhoewel zijn examen maar op 8 punte staat

De antwoorden op de laatste vragen, ik geef de blz'en, moet zelf wel ff uitzoeken welke cursus.
49 34
50 12
51 53
52 28
53 12
54
55 4
56 2
57 4/5
57 6
58 5/6
59 5/6
60
61 11
62 12
63 14
64 15
65 16
66 17
67 18
68 18
69 2/3
70 4
71 5
72 6
73 6
74 7
75 8
76 30/31
77 19/31
78 13/34
79 34

paar vragen dus nog ni, zou iemand zo vriendelijk willen zijn om ook wat antwoorden over die filmen van de les op het forum te smijten?

Klein vraagske: gaat het examen nu enkel en alleen een openboekexamen worden? want op de examenvragen van 2005-2006 staat er:

Het examen analyse Beeld, geluid en montage zal uit 2 delen bestaan.


- Een eerste deel waarin geput wordt uit de bijgevoegde vragen waarop je een bondige
maar volledig antwoord op moet kunnen geven

- Een tweede deel (open boek) aan de hand van fragmenten getoetst wordt naar je
‘analystisch vermogen’


hoe zit het nu juist in elkaar?

nico1989 schreef:Klein vraagske: gaat het examen nu enkel en alleen een openboekexamen worden? want op de examenvragen van 2005-2006 staat er:

Het examen analyse Beeld, geluid en montage zal uit 2 delen bestaan.


- Een eerste deel waarin geput wordt uit de bijgevoegde vragen waarop je een bondige
maar volledig antwoord op moet kunnen geven

- Een tweede deel (open boek) aan de hand van fragmenten getoetst wordt naar je
‘analystisch vermogen’


hoe zit het nu juist in elkaar?

kvraag het mij ook af, vorig jaar moesten ze nochtans al die vragen kennen dus...

Welke films hebben wij in feite weer allemaal gezien? Kweet ze nie meer allemaal ... mss lijstje maken?

> la double vie
> die andere film daar van kieslowski
> lost highway
> mulholand drive
> euhm

My little eye

Er is duidelijk gezegd openboek, kzou me ni bezig houden met da van buiten te blokken dan

Sven schreef:My little eye

Er is duidelijk gezegd openboek, kzou me ni bezig houden met da van buiten te blokken dan

en als hij maandag beweert dat het een deel niet openboek is, ist heel de klas tegen hem...

Bladluisje schreef:

Sven schreef:My little eye

Er is duidelijk gezegd openboek, kzou me ni bezig houden met da van buiten te blokken dan

en als hij maandag beweert dat het een deel niet openboek is, ist heel de klas tegen hem...

me meiske da flikt em ni en trouwens kijkt is onder aankondigingen op dokeos. voor je onozeliteiten begint uit te kramen.
(aja tegen zo een dinge kannek ni)

Dit is een forum waar we elkaar helpen en graag zien. En zo gaan we het houden!

Torres schreef:Welke films hebben wij in feite weer allemaal gezien? Kweet ze nie meer allemaal ... mss lijstje maken?

> la double vie
> die andere film daar van kieslowski
> lost highway
> mulholand drive
> euhm

de poolse bruid (topfilm overigens :p)

ik zie iedereen graag maar, de integriteit van een docent in twijfel trekken gaat er voor mij wat over. Volgens mij heeft die gast geen reputatie op gebied van mensen kloten.

hoe noemde die ene trouwens met die mensen in dat big brother achtig huis?

Da was My little eye

Sven schreef:De antwoorden op de laatste vragen, ik geef de blz'en, moet zelf wel ff uitzoeken welke cursus.
[...]
paar vragen dus nog ni, zou iemand zo vriendelijk willen zijn om ook wat antwoorden over die filmen van de les op het forum te smijten?

Dank u. Handig!

Bennet aant oplossen, overigens, voor 60 heb ik:

60. Het proces van betekenisvorming is een interactie tussen het A/V-project en de toeschouwer. Neemt men een andere toeschouwer, dan zal men een andere betekenis krijgen. Verandert men de context zal de betekenis ook anders zijn. Zelfs als dezelfde toeschouwer het A/V werk in dezelfde context bekijkt maar op een ander tijdstip zal de betekenis anders zijn. De betekenis van een A/V werk is niet een vast gegeven, het is zeer veranderlijk, en bijgevolg altijd voorlopig.